maandag 17 augustus 2015

Help me nou!

Twee maanden lang heb ik met groot succes voor struisvogel gespeeld. Ik ben toch doorverwezen nu? Ik ga toch hulp krijgen? Wanneer, dat is de vraag. Ik bel ze bijna elke week, soms zelfs meerdere keren, soms zelfs huilend, soms wat boos. En elke keer krijg ik te horen dat ze niet kunnen zeggen hoe lang het nog gaat duren en dat zij dat heus ook heel vervelend vinden. Maar ik ga hulp krijgen! En tot die tijd werk ik wel door! Ik zet mijn schouders eronder, ik kan dit, ik werk hard, het gaat wel! Maar het gaat niet.

Dus na wat vriendelijke doch dringende aansporing van mijn beste vriendin bel ik mijn huisarts nog een keer en maak een afspraak. In de behandelkamer gooi ik mijn zorgvuldig bij elkaar gezochte woorden op haar bureau. Samengevat: ik heb nu (NU!!!) hulp nodig.

Mijn huisarts, een vriendelijke vrouw van begin veertig, checkt haar computerbestand over Patiënt Sofie en begint me dan te bevragen. Hoe het met eten gaat (slecht, ik eet weinig en kots veel) en met slapen (slecht, moeilijk in- én doorslapen). Of ik me nog kan concentreren (nauwelijks) en of mijn geheugen achteruit gegaan is (ja). Of ik minder energie heb dan normaal (duh), of ik me lichamelijk ook moe voel (jep, traplopen is een ramp) en hoe ik me gedurende de dag voel (zwaar klote). Dan stelt ze de hamvraag. 'Denk je dan ook weleens, het hoeft van mij eigenlijk gewoon niet meer?'

En ik breek. Ik ben zo blij dat ze het vraag want ik had geen idee hoe ik dit aan moest kaarten, terwijl ik wist dat het echt moest. Maar hoe leg je aan iemand uit dat dood willen zijn al jaren en jaren en jaren onderdeel van je leven is, soms op de achtergrond en soms op de voorgrond? Hoe leg je uit dat dat nu prominenter dan ooit is, dat het je leegzuigt en bang maakt? Ik snotter mezelf door de halve tissuedoos op het bureau heen voor ik het er allemaal uitgegooid is.

Even later zit ik, nog nahikkend, in een apart kamertje met een stapel papier. Mijn huisarts zit twee deuren verderop druk te telefoneren. 'Het kan echt niet dat je na twee maanden nog niks gehoord hebt. Ik ga daar NU iets aan doen. Vul jij deze lijst maar even in, daar gaan ze vast naar vragen. Daarna mag je hem inleveren bij de assistente. Ik beloof je dat je binnen een week iets hoort over je doorverwijzing. Desnoods moet ik het ze persoonlijk gaan vragen.' Ik werk me een weg door de stellingen over angst, depressie, stress en lichamelijke klachten heen en haal mijn schouders op van de hoge scores. Voor het eerst in mijn leven ben ik niet blij met een hoog cijfer.

Drie dagen later in de trein: een onbekende beller. 'Goedemorgen Sofie, met Katinka van de GGZ. Ik heb van je huisarts begrepen dat er wat spoed achter zit. Dus we hebben wat geschoven in de planning en je kunt morgen bij iemand terecht voor een intake, overmorgen voor een gesprek met de psychiater en dan heb je volgende week je adviesgesprek. Komt dat uit?' Ik slik angst weg over dat ik nu misschien de plek inneem van iemand die het veel meer verdiend heeft dan ik, en de frustratie over dat het nu ineens wél snel kan, en bevestig dat het uitkomt.

Kom maar. Wals me maar plat met je onderzoeken. Help me maar.

In deze schrijfsels wordt teruggegrepen naar gebeurtenissen van een tijdje geleden. In dit geval januari 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten